Een goed soort steenmeel bestaat voor minimaal 50% uit bodemmineralen die het snelst verweren en dus ook het eerst verdwijnen uit de bodem. Het zijn juist deze mineralen die van nature in relatief lage concentraties in onze bodems aanwezig zijn, maar bepalend zijn voor de vruchtbaarheid. Eén van de nuttige aspecten van steenmeel is de capaciteit om organische stof op te bouwen en opgeloste organische stof in het bodemvocht aan bodemdeeltjes te absorberen. Het is daarom logisch voor een mineraloog die zich bezig houdt met bodemvruchtbaarheid dat door het ‘verslijten’ van de bodem, ook het organische stofgehalte in de bodem onder druk komt. Het proces in de bodem werkt kort gezegd als volgt.
Bij de verwering van steenmeel komen voor de plant noodzakelijke nutriënten (Ca, Mg, K, Co, Zn, P, etc.) vrij uit het aluminosilicaatrooster. Het aluminium, ijzer en silicium uit het moedermineraal blijft hierbij achter en vormt een amorfe voorloper van een kleimineraal. In deze tussenfase, maar ook na rekristallisatie tot klei ontstaan de reactieve plekken waaraan de organische stof zich kan binden. Naarmate een hoger percentage van deze nuttige mineralen in de bodem aanwezig is, is de binding met organische stof sterker en zal meer opgelost organische stof worden vastgelegd. Onderzoek laat zien dat aluminium- en ijzerverbindingen uit steenmeel bijdragen aan de vorming van het klei-humus-complex.
Onderzoek op de flanken van de Etna laat zien dat de snelheid waarmee organische stof wordt opgebouwd tot 3 gram/m2/jaar kan bedragen. Deze versnelde opbouw wordt veroorzaakt doordat humaten zich hechten aan de verweringsproducten van de vulkanische mineralen. Naast deze vorm van opbouw van organische stof in de bodem, bieden een aantal van deze mineralen ook in de nog onverweerde vorm kieren en spleten waarin zich micro-organismen vestigen die op zichzelf al weer een bron zijn voor de opbouw van organische stof in de bodem.
Samenvattend: voor de landbouw geschikt steenmeel van magmatisch oorsprong bezit een groot percentage mineralen dat opgelost organische stof vastlegt en beschermt en tevens het bodemleven stimuleert en een grotere variëteit van proactieve schimmels en bacteriën aantrekt dan gewone bodemmineralen (klei en zand). Dit laatste komt omdat dit steenmeel meer voor het bodemleven interessante nutriënten bevat en door de grillige mineraalvorm fysisch gezien meer hechtingsmogelijkheden biedt.
Meer lezen over de stabilisatie van organich materiaal door aluminium- en ijzerhydroxiden: Schneider et al., 2010.