maart 2015, Brabants Dagblad
Voor een gezonde groei van gewassen hoort er in zandgrond zo’n 5 procent aan organische stof te zitten. Dat ‘bodemleven’ is de laatste jaren gedaald naar zo’n 2,5 procent. Het gevolg: een te schrale en droge grond en minder opbrengst.
Bij de provincie, boeren en milieuorganisaties groeit het besef dat de verstoorde balans niet langer is op te lossen met nog meer kunstmest. OP de conferentie Bodem Anders, 19 en 20 maart in de Brabanthallen, steken ze de koppen bij elkaar over de toekomst.
Voortuitlopend daarop presenteerde de provincie deze week ‘Vitale Bodem’, een programma dat partijen en projecten bij elkaar wil brengen om tot oplossingen te komen. “We zijn bodem gaan gebruiken als een soort substraat”, licht bodemdeskundige Piet Rombouts van de Brabantse Milieufederatatie toe. “Een substantie waar we naar believen minerale, dus mest, in stoppen. Maar het leven dient in de grond zelf te zitten voor een gezonde, evenwichtige kringloop.”De aandacht moet daarom uitgaan naar compostering, groenbemesting en terughoudenheid met bestrijdingsmiddelen. Rombouts wijdt de misère ook aan kortetermijndenken. “Zo’n 50 procent van de landbouwpercelen in Oost-Brabant wordt los verpacht. Als je elk jaar een andere gebruiker hebt, bekommert niemand zich om de toekomst. Dat moet anders.”
ZLTO-bodemkenner Adrie Bossers onderstreept de zorg. “Een gezonde, vruchtbare bodem moet de basis zijn van ons handelen. Het streven moet zijn dat de kringloop van grond, water, mest en gewas in evenwicht komt. Je hebt te maken met een ingewikkeld samenspel van processen.” Bossers noemt met name ook de beperkende invloed van de landelijke mestwetgeving. “Hoe goed de mineralenhuishouding op orde is, scheelt enorm bij de ene boer of de andere. De wetgeving gaat uit van het gemiddelde. Een betere stimulans zou zijn als iedere ondernemer individueel wordt gehouden.”